Classic late-infantile neuronal ceroid lipofuscinosis (CLN2) in the Netherlands- incidence and efficacy of intra-cerebroventricular enzyme replacement

Sophia Kinderziekenhuis | UMC Erasmus
 
Onderzoeksleiders: Dr. Hidde (H.H.) Huidekoper, kinderarts stofwisselingsziekten en Dr. Hannerieke van den Hout, kinderarts en kinderneuroloog

Deelnemende onderzoekers: Claudia van Alfen, NCL Expertise centrum
 
Krachtbundelsubsidie: €25.000 waarvan €4.445 Ride4Kids en €20.455 Stofwisselkracht
 
Startdatum: 1 november 2018 
Looptijd: 24 maanden
 
Laat-infantiele neuronale ceroïd lipofuscinose, of kortweg CLN2, is een zeer ernstige lysosomale stapelingsziekte waarbij kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar zich presenteren met epilepsie en/of motorische problemen. Vaak is er dan ook al sprake van een achterstand in de taal-spraak ontwikkeling. Van de leeftijd van 4 tot 6 treedt een snelle achteruitgang op van de neurologische functies, waarbij kinderen al hun motorische en communicatieve vaardigheden verliezen, bewegingsstoornissen en zeer moeilijk behandelbare epilepsie ontwikkelen, volledig afhankelijk worden van sondevoeding en uiteindelijk rondom het tiende levensjaar overlijden. Oorzaak van dit ernstige ziektebeeld is een voortschrijdend verlies van zenuwcellen doordat er stapeling van stoffen optreedt in de lysosomen, de recyclefabriekjes van lichaamscellen, door een deficiëntie van het enzym tripeptidylpeptidase. Tot voor kort was deze ziekte onbehandelbaar en was alleen ondersteunende behandeling beschikbaar met als doel het voorkomen van lijden. 
In 2017 is er een enzymvervangende therapie voor de behandeling van CLN2, Cerliponase Alfa (Brineura®), in Europa geregistreerd waarbij eens per twee weken het missende enzym, tripeptidylpeptidase, rechtstreeks in het hersenvocht aan patiënten wordt gegeven. Onderzoek heeft aangetoond dat deze behandeling zorgt voor een sterke vertraging in het voortschrijden van symptomen en zelfs in staat is bij veel patiënten het ziektebeeld te stabiliseren. De therapie valt inmiddels in Nederland onder de verzekerde zorg, maar is erg kostbaar. Er is op dit moment veel discussie hoe het beste omgegaan kan worden met dit soort dure weesgeneesmiddelen omdat ze een steeds grotere impact hebben op de totale kosten van de gezondheidszorg in Nederland. Het onafhankelijk verzamelen van gegevens over de effectiviteit van behandeling van Nederlandse patiënten met weesgeneesmiddelen is daarbij essentieel om toelating tot de verzekerde zorg te kunnen verantwoorden. 
In 2018 is een onverwacht hoog aantal patiënten met CLN2 verwezen naar het Erasmus MC, landelijk expertise centrum voor deze ziekte, om te kijken of ze in aanmerking moeten komen voor behandeling met Cerliponase Alfa. Mogelijk komt deze ziekte daarom toch vaker voor in Nederland dan werd gedacht op basis van onderzoek verricht in andere Europese landen. Omdat de behandeling met Cerliponase Alfa momenteel alleen wordt gedaan in het Erasmus MC zijn we in de unieke positie om onafhankelijk klinische gegevens te verzamelen over de effectiviteit van behandeling van alle Nederlandse CLN2 patiënten die worden behandeld met Cerliponase Alfa.  
Met een subsidie verleent door Stichting Stofwisselkracht willen wij nu wetenschappelijk onderzoek uitvoeren met twee hoofddoelen: 
  1. Het vaststellen van de effectiviteit van behandeling van Nederlandse CLN2 patiënten met Cerliponase Alfa gedurende twee jaar. Dit door het verzamelen van belangrijke klinische gegevens over het beloop van de ziekte met behulp van een gestandaardiseerd protocol. 
  1. Een betrouwbare schatting kunnen geven van hoe vaak CLN2 in Nederland voor komt. 
Beiden zijn essentieel voor de toekomstige evaluatie van het gebruik Cerliponase Alfa binnen de verzekerde zorg in Nederland en de mogelijkheid deze behandeling voort te kunnen zetten. Daarom draagt dit onderzoek direct bij aan de toekomstperspectieven van patiënten met CLN2 in Nederland. 

Onderzoeks overzicht